De meest voorkomende blaassteen is de struvietsteen. Struviet is opgebouwd uit de mineralen magnesium, ammonium en fosfaat. Een andere regelmatig voorkomende blaassteen bij katten is de calciumoxalaatsteen. Andere stenen, zoals cystine, xanthine en uraat, komen minder vaak voor.
De volgende factoren kunnen de vorming van blaasstenen beïnvloeden:
- Zuurgraad (pH) van de urine
Struviet ontstaat in urine met een hoge pH, ook wel alkalische urine genoemd. Oxalaat ontstaat juist eerder in urine met een lage pH, ofwel zure urine. Factoren die de zuurgraad van de urine beïnvloeden kunnen dus bijdragen aan de vorming van blaasstenen.
- Minerale samenstelling van de urine
Kristallen worden gevormd door verschillende mineralen. De concentratie van deze mineralen in de urine wordt direct beïnvloed door de samenstelling van de voeding. Zo helpt een laag magnesiumgehalte in de voeding herhaalde struvietsteenvorming verminderen.
Alkalische urine > Fosfor en magnesium > Kristallen > Struvietstenen
- Urineweginfectie (blaasontsteking)
Bacteriën die een infectie veroorzaken, verhogen de pH van de urine en dus de kans op struvietvorming. Een bacteriële blaasontsteking komt voornamelijk voor bij honden.
- Vochtopname
Als uw kat of hond weinig drinkt, zal de urine geconcentreerder zijn en zullen zich gemakkelijker stenen vormen.
- Leeftijd, geslacht en ras
Jongere katten (tussen 1 en 2 jaar) hebben een groter risico op struvietstenen, terwijl bij oudere katten vaker oxalaatstenen ontstaan. Het moment waarop het risico op oxalaatstenen groter wordt dan het risico op struvietstenen is naast de leeftijd ook afhankelijk van het geslacht van de kat.
- Frequentie van het plassen
De urine blijft langer in de blaas als een kat of hond zijn plas lang moet ophouden. De kans op steenvorming is dan groter.
- Lichaamsgewicht en beweging
Vooral bij de kat is bekend dat katten die weinig actief zijn, vaker last hebben van urinewegproblemen dan katten die veel lichaamsbeweging hebben. Ook komt blaasgruis vaker voor bij katten met overgewicht dan bij katten die een normaal lichaamsgewicht hebben.
- Stofwisselingsstoornissen
Als de nieren veel ammoniak uitscheiden (bijvoorbeeld bij leveraandoeningen), kunnen uraatstenen worden gevormd.
Omdat de behandeling niet voor elk type blaassteen hetzelfde is, is het belangrijk te weten welke blaassteen de klachten veroorzaakt.
Uw dierenarts kan hiervoor urineonderzoek doen, een röntgenfoto maken en eventueel de blaasstenen voor analyse opsturen naar een laboratorium.